Als ik ooit een periode zou moeten noemen, waarop ik zo’n intense liefde voor iemand voelde dat het pijn deed, dan zeg ik: “Het voorjaar van 2004”. Het gaat over mijn vriendin Susan, eenenveertig jaar oud. Het noodlot slaat toe, ‘s nachts op een Godverlaten camping, als zij een hevig epileptisch insult krijgt. De situatie in de tent is primitief, wat het er voor mij niet gemakkelijker op maakt. Het is een bizar verhaal; over ambulancepersoneel dat weigert haar mee te nemen, een aaneenschakeling van samenlopen van omstandigheden, een angstaanjagende nacht en dag die zullen volgen, de huisarts die de ernst van de situatie wél inziet en uiteindelijk de goede afloop. Maar hoe anders had het kunnen gaan? Susan blijkt namelijk een hersenbloeding te hebben gehad en zal er later nog een herseninfarct overheen krijgen, wat haar halfzijdig verlamt. Niemand weet hoe de komende weken, maanden, misschien wel jaren eruit gaan zien. Haar leven zal nooit meer zijn zoals het was.
Het feit dat zij van de eerste dagen niets meer weet, het blanco bladzijden in haar leven zijn, doet me besluiten dit verhaal op te schrijven. Er gebeurt teveel, ik kan het onmogelijk allemaal onthouden. Ze heeft afschuwelijke hoofd- en nekpijn. Medici zijn doorlopend bezig met onderzoeken, testen en het aanleggen van infusen. De eerste veertien dagen worden als ‘kritiek’ beschouwd. Het gevaar op hersenkramp, wat fataal kan aflopen, is niet ondenkbaar. Er zijn voortdurend complicaties. Ik noem het: “Dagboek van een hersenwond” (en later in concept-boekvorm met de titel: “De Zolder Van Mijn Ziel”). Het vertelt hoe wij ons door deze periode heen knokken.
Met bewondering en respect voor haar doorzettingsvermogen, kracht, liefde, moed en een niet aflatende humor, heb ik het dagboek zonder enige moeite bijgehouden.
Foto en tekst: Sandra van Beurden