“Ik werd in 1943 geboren als negende van tien kinderen. In ons gezin was armoe troef. Ik had mooie rapporten, alleen twee linkerhanden in het breiklasje! Na de lagere school was er de technische school voor jongens en huishoudschool voor meisjes, behalve voor kinderen van de dokter, dominee en hoofdmeester die naar de hbs gingen! Als door een wonder mocht ik als eerste van het gezin naar de ulo, daarna volgde vijf jaar Kweekschool.
Ik had al heel jong tijdens de wekelijkse catechisatie verhitte discussies met de dominee. Ik werd als eerste meisje lid van de plaatselijke afdeling van de ARJOS. Dat was de jongerenafdeling van de ARP en die hield zich bezig met christelijke politiek. In de grote schoolvakanties ging ik als zeventienjarige in een ziekenhuis in Duitsland werken en sloot me aan bij een internationaal werkkamp in een psychiatrisch ziekenhuis in Zwitserland. Daarna werkte ik een paar vakanties in Rotterdam met kinderen uit achterstandswijken. Hier ontmoette ik mijn man Karel. We herkenden elkaars inspiratie en idealen en trouwden binnen een halfjaar. We meldden ons bij ‘Dienst Over Grenzen’, een interkerkelijke organisatie, die ons voor drie jaar uitzond naar twee middelbare scholen in Kenia. Daar was met name een schreeuwend tekort aan leerkrachten die natuur-, schei- en wiskunde konden geven, wat Karel kon.
Na drie jaar kwamen we in Baarn terecht. De Vietnam-oorlog kwam heftiger dan ooit in het nieuws en de foto van het blote meisje na de napalmaanslag was de druppel die veel Baarnaars in beweging bracht. Op Tweede Kerstdag 1972 liepen we met veel mensen vanaf de Brink mee in een spontane demonstratie!
In 1976 gingen we opnieuw voor drie jaar naar Afrika, nu naar Botswana. Ik werkte samen met Afrikaanse vrouwen in de sloppenwijken aan de verbetering van vijf ‘kleuterschooltjes’: meestal een vierkant hok met één juffrouw, heel veel kinderen, zonder tafeltjes, stoeltjes, speelleermateriaal, stromend water of een wc! Geld kregen we van vrienden, de Guido de Brès en de Kinderpostzegels. Tijdens een studiedag ontmoetten we in 1978 Desmond Tutu die urenlang begeesterd sprak over de apartheid in Zuid-Afrika. Het was aan het eind van de dag alsof we onder stroom stonden!
Terug in Nederland volgde ik vier jaar een hbo-opleiding theologie en kon veel fundamentalistische ballast achter me laten. De bevrijdings- en feministische theologie inspireerden me. Ik kreeg als voorlichter en educatief medewerker een baan bij ICCO (interkerkelijke organisatie voor ontwikkelingssamenwerking) en werkte de laatste tien jaar als projectmedewerker/ relatiebeheerder in Oost-Europa (o.a. Albanië). Het waren de mooiste jaren van mijn leven.
Je bent een bijzonder kind, zei mijn moeder.
Je zegt dat ik de wereld wil verbeteren? Nee, het kwam op mijn pad. Ik raakte er middenin verzeild en raak er nooit meer uit.”
Tekst: Pien de Lange, m.m.v. Johan Hut
Foto: Hilde Sneep