“Ze zeggen wel eens: als je schrijver wilt worden, dan moet je beginnen in de schoolkrant. Bij mij was dat zoiets, maar om precies te zijn het clubblad van de schaakvereniging. Na een paar artikeltjes vonden ze het goed dat ik verslagen ging schrijven voor de Baarnsche Courant. Ik was een jaar of zeventien. Nu durf ik ze niet meer terug te lezen, zo slecht vind ik ze nu. Maar dat is goed. Je wordt pas beter als je ziet wat je moet verbeteren. Zelfkritiek, heel belangrijk.
Schrijven moet je gewoon doen, dan word je vanzelf voor meer gevraagd. Voor het kerkblad van de Gereformeerde Kerk (nu Paaskerk) schreef ik in 1988 een verslag van de reis van ons jongerenkoor Message naar Hongarije. Dominee Huisman zei binnen de redactie: wacht maar, deze jongeman gaat vanzelf meer schrijven. Om een lang verhaal kort te maken: na vele artikelen in het kerkblad schreef ik dertien jaar later mijn eerste boek, over de 125-jarige geschiedenis van deze kerk. Er volgden nog vier boeken, waarvan drie over Baarn en één over schaakgeschiedenis.
Aanvankelijk dacht ik: iedereen wil natuurlijk schrijver worden, ik ben een van de velen. Maar dat is niet zo. Als je gaat schrijven, dan zijn mensen daar blij mee en word je voor meer gevraagd. Wie schrijft, die blijft, luidt een gezegde. Toch was ik verbaasd toen RTV-Baarn mij vroeg een maandelijkse column te schrijven en voor de radio voor te lezen, vooral over Baarnse politiek. Waarom, vroeg ik. Wie ben ik nou? Ik heb toch geen functie in de politiek? Waarom is mijn mening interessant? Maar ze bleven aandringen.
Ik lijd aan een extreme podiumangst, je moet mij niet voor een volle zaal zetten. Ook heb ik meer angsten. Een vergadering van meer dan een uur met veel blabla uitzitten, dat lukt me niet, dan krijg ik ademhalingsproblemen, dan wil ik naar huis. Is dat eigen aan een schrijver, die stiekem op zijn werkkamer zonder publiek aan zijn computer zit? Van die radiocolumn dacht ik: dat moet ik dan maar gewoon doen, dan zet ik een stap vooruit. We nemen het wel altijd een uur van tevoren op, dan hoef ik niet live. Ik vind het niet erg dat mensen mijn angsten niet begrijpen. Als ze maar blij zijn met wat ik schrijf.”
Tekst: Johan Hut, foto: Hilde Sneep